Thursday, March 24, 2011

De kerk van Santa Maria dell’ Anima te Rome



De kerk en de broederschap Santa Maria dell’Anima te Rome.
De geschiedenis in het kort.
De naam Santa Maria dell’Anima staat voor meer dan alleen een kerk. Het is een gebouwencomplex dat ooit als pelgrimshuis, ziekenhuis en kapel dienst deed en nu een priestercollege is voor studenten uit het voormalige “Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie”, dat zich uitstrekte over Midden-Europa, inclusief delen van Nederland, Belgie, Frankrijk en Italie. In 1386 kocht het echtpaar Johannes Peter en Catharina van Dordrecht drie huizen “voor het heil van lichaam en ziel” van pelgrims en zieken van de “natio Alamannorum”.
Volgens Schmidlin[1] fuseeerde het gastenhuis van het echtpaar Dordrecht met het ziekenhuis Sant’Andrea, gesticht eind 1300 voor duitse armen en later ongevormd tot vrouwentehuis. In 1399 werd op instigatie van Bonifatius IX de stichting Santa Maria dell’Anima in het leven geroepen, die spoedig een broederschap met statuten werd. De naam is ontleend aan een oude afbeelding die ter plekke werd gevonden op een gevel en die Maria voorstelt met aan weerszijden een anima, een niet geklede persoon. Een relief in het driehoekige timpaan boven de kerkingang herinnert hieraan en toont Maria aangeroepen door twee zielen in het vagevuur. De voorstelling werd oorspronkelijk aan Andrea Sansovino toegeschreven, maar is een latere copie van wellicht Lorenzetto, samen met eventueel Raffaello da Montelupo.
De eerste uitbreiding van het gebouw, bijna geheel betaald door de Brabander Koenraad uit Hal, dateert waarschijnlijk uit de jaren ‘30 van de 15e eeuw en wordt uitgevoerd door een architect uit Siena, misschien Pietro Pisanelli. De bouw van de kerk, in gotische stijl, werd in 1446 voltooid.
Met het oog op het Heilig Jaar 1500 wordt in 1499 besloten tot de bouw van een nieuwe kerk, op initiatief van drie germaanstalige, invloedrijke burgers, te weten de pauselijke ceremoniemeester Johann Burckhard, de Rota-notaris Sander (die in 1508 zijn woonhuis voltooide naast de kerk en het later legateerde aan de stichting ter assistentie van zijn landgenoten) en curie-ambtenaar Willem van Enckevoirt, later kardinaal en raadgever van Adrianus VI. Het gotische gebouw was nog niet oud, maar andere naties hadden intussen mooiere kerken en gasthuizen gebouwd in renaissance stijl. De provisoren van het pelgrimshuis roepen de hulp in van Bramante, Andrea Sansovino en Giuliano da Sangallo. Op 11 april 1500 wordt door een aartsbisschop de eerste steen gelegd in naam van Keizer Maximiliaan I. De werkzaamheden vlotten en afbraak en opbouw vonden tegelijk plaats. In 1510 wordt het hoofdaltaar ingewijd, het jaar daarna wordt begonnen aan de gevel naar een ontwerp van Sangallo en tussen 1516 en 1518 wordt als laatste de klokketoren gebouwd.
De kerk heeft veel te lijden van de strooptochten van de protestante soldaten tijdens de Sacco van Rome in 1527.
Tijdens de Franse Revolutie verdwenen er veel kostbaarheden uit de kerk en het huis. Daarna kwam de Anima bijna geheel in Italiaanse handen tot in 1859 door toedoen van keizer Franz Jozef I van Oostenrijk de statuten worden herzien en ondermeer het priestercollege wordt gesticht, waarin nog altijd één plaats is gereserveerd voor een nederlandse studerende priester.
In 1906 wordt de Anima officieel de parochiekerk van de duitstalige katholieken in Rome.
De broederschap door de eeuwen heen.
Volgend de oude statuten van de Anima die tot einde 17e eeuw van kracht blijven, berust het bestuur van de broederschap en het pelgrimshuis in handen van vier “Provisoren”. Wie lid werd, moest daarvoor regelmatig schenkingen doen en een erfenis verzekeren. Uit deze inkomsten werden de huizen gefinancierd, waar pelgrims, zowel mannen als vrouwen, drie of vier dagen gratis konden wonen. En er was nog voldoende geld over om het ziekenhuis tot “het beste ziekenhuis van Rome” te maken, zoals de monnik Maarten Luther tijdens een bezoek aan Rome in zijn dagboek schreef.
Zoals hierboven reeds vermeld, geeft Paus Bonifatius IX in 1399 zijn pauselijke goedkeuring aan de stichting met de naam “Santa Maria dell’Anima”.
Dankzij een later document kunnen voorts speciale aflaten verleend worden aan degenen die bijdragen aan de oprichting van het pelgrimshuis, in het bijzonder na de gulle giften van de clericus Dietrich von Nieheim[2], eerste rector van het gasthuis.
In twee documenten van mei en juli 1406 neemt Paus InnocentiusVII de broederschap in bescherming en maakt de stichting exempt van verplichtingen jegens andere burgerlijke en kerkelijke autoriteiten, en verleent tevens het recht tot begraven op eigen grond, wat een extra bron van inkomsten betekende. Met een document van 4 december 1444 verleent Paus Eugenius IV het recht om sacramenten toe te dienen aan landgenoten zoals in een ware parochiekerk.
Hoe valt dit succes te verklaren terwijl door het Westerse Schisma de situatie van de Kerk in Europa er allesbehalve rooskleurig uitziet, en de aanwezigheid in aanmerking genomen van de veel oudere broederschap van “S. Maria della Pietà in Camposanto dei Teutonici e dei Fiamminghi” die min of meer hetzelfde werk verrichtte. Het antwoord is te vinden in het feit dat de Anima kort na oprichting een fusie werd tussen de stichting van het echtpaar Dordrecht en de stichting “Confratria Alamannorum”, ontstaan in Avignon. Deze broederschap had voornamelijk leden uit “Nederduitsland”, dat wil zeggen uit het huidige Nederland, Belgie en het Rijngebied in Duitsland. Als de Paus in 1377 naar Rome terugkeert vanuit Avignon, wordt hij ondermeer vergezeld door enige leden van de “Confratria Alamannorum”, die haar bestaan in de stad voortzet. En die hoofdzakelijk kiest voor de Paus in Rome. Vanaf het begin spelen nederlandse leken en geestelijken een belangrijke rol bij het onderhoud en de vernieuwing van de Anima. En het nederlandse contingent wordt nog sterker in de 16e eeuw met de opkomst van het protestantisme en natuurlijk ook nadat kardinaal Enckenvoirt, en vooral Adrianus VI in de Anima begraven worden. In 1599, na de dood van Filips II en met de hollandse onafhankelijkheid, werden de Belgen verbannen en na de vrede van Rijswijk ook de franse Alzassers; dit betekent het einde van de hollandse hegemonie. De invloed van de Habsburgers neemt toe en ten slotte verandert de stichting, niet geheel zonder verzet, in Keizerlijk Staatsinstituut en later Oostenrijks Instituut.
Meer dan vier eeuwen zal er een keizerlijke schaduw over de Anima liggen en zal de broederschap een bijzondere relatie hebben met Oostenrijk en Wenen.
In het midden van de 19e eeuw wordt er zware kritiek uitgeoefend op het Oostenrijkse karakter en in een document van Pius IX (Peclara Instituta, 15 maart 1859) wordt de Anima gereorganiseerd en worden weer rechten erkend aan nederlanders en belgen, terwijl de Keizer van Wenen het recht behoudt om de rector te benoemen, in overleg met de Curie, dit tot 1918 als er een einde komt aan het keizerschap in Wenen.
In 1961 in een Apostolische Breve reorganiseert Paus Johannes XXIII het bestuur opnieuw. Aan de Oostenrijkse bisschoppen komt het recht toe om met instemming van de duitse bisschoppen de rector te benoemen. De aartsbisschop van Keulen benoemt de pastoors voor de duitse parochie in Rome met de Anima-kerk als parochiekerk. Er moet ook een nederlandse katholiek lid zijn van het bestuur, in de praktijk de rector van het Nederlands College.
De kerk.
Komende vanaf de Piazza Navona via de Via di Sant’Agnese in Agone zien wij rechts in de Via di S. Maria dell’Anima de hoge, statige en elegante renaissance gevel van de gelijknamige kerk van de duitsers: de Santa Maria dell’Anima. Rechts zien wij de fraaie klokketoren in de stijl van Bramante (toeschrijving ongegrond) en bekleed met groene, witte, blauwe en gele tegels. Gotisch zijn de pinnakels en de torenspits.
Als men de kerk betreedt, valt meteen de on-romeinse sfeer op: het interieur volgt het type van de hallenkerken, waarbij middenschip en zijbeuken even hoog zijn. Achteraan op het hoogkoor boven het hoofdaltaar bevindt zich het beroemde Fugger-altaarstuk, geschilderd door Giulio Romano rond 1523. Dit werk, waarschijnlijk het eerste dat de kunstenaar maakte buiten de werkplaats van Raphael, stelt een “Sacra Conversazione” voor: de Madonna met Kind in het midden, vergezeld door drie engelen, “converseert” met Marcus en Jozef, met Jacobus en Johannes. Achterin op het werk is een oude spinnende vrouw voor een deur zichtbaar.
Rechts op het priesterkoor het grafmonument van Paus Adrianus VI (1522-1523) , een ontwerp van Baldassare Peruzzi, die de uitvoering van het marmerwerk overliet aan Michelangelo da Siena en Niccolò Pericoli, bijgenaamd il Tribolo. Adrianus Florenszoon Boeyens, zoon van een scheepstimmerman uit Utrecht, leermeester van Karel V, was de laatste niet-italiaanse Paus voor Johannes Paulus II. Net benoemd, tijdens zijn in Spanje, nam hij op weg naar Rome al de eerste stappen op de weg naar de kerkhervorming. Eenvoudig, vroom en streng, zoals ook op zijn grafmonument getypeerd met een citaat van Plinius: “pro dolor, quantum refert in quae tempora vel optimi quiusque virtus incidat” (helaas, wat maakt het veel uit in wat voor tijd de deugdzame levenswandel valt van zelfs de voortreffelijkste mens). Tijdens zijn korte pontificaat trachtte Adrianus de Curia te reorganiseren en de extravagantie van de pauselijke hofhouding van zijn voorganger Leo X Medici in te perken. Met humanisten en dichters wilde hij niets te maken hebben en hij omschreef de prachtige beeldengroep uit de Domus Aurea, de Laocoon, als “de nutteloze portretten van heidense idolen”. Hij dreigde zelfs de fresco’s van Michelangelo in de Sixtijnse Kapel over te schilderen vanwege de naaktheid van de figuren.
De prachtige graftombe in de Anima die Adrianus waarschijnlijk zou hebben afgekeurd vanwege de rijkdom en weelde heeft zijn vriend van Enckenvoirt laten ontwerpen door Peruzzi. Het grafmonument van van Enckenvoirt zelf, toegeschreven aan Giovanni Mangone, bevindt zich achterin de kerkbij de hoofdingang.
In de zijbeuken bevinden zich acht kapellen, vier aan elke zijde, van gelijke hoogte als het middenschip. In de rechterbeuk de Bennokapel, met een schilderij (1618) van Carlo Saraceni, dat de heilige voorstelt terwijl een visser hem de sleutels van de dom van Meissen overhandigt, die hij vond in de buik van een vis. Daarnaast de St.Annakapel, met een H.Familie door Giacinto Gimignani en rechts daarvan de tombe van Kardinaal Sluse (+ 1687) met een borstbeeld gemaakt door Ercole Ferrata. De derde kapel van de rechter zijbeuk is de zogenaamde Fugger kapel of kapel van de H. Marcus. Deze kapel werd gefinancierd door de beroemde bankiersfameilie Fugger uit Augsburg, sponsors van Keizer Karel V Habsburg. De wanden zijn beschilderd met het verhaal van het Leven van de H. Maagd, van de hand van Girolamo Siciolante da Sermoneta (rond 1560). Boven het altaar een kruis van G.B. Montano (1584) dat in de plaats kwam van het altaarstuk van Giulio Romano, toen dit verhuisde naar het hoofdaltaar eind 1600. In de vierde kapel een Pietà door Lorenzetto begonnen en afgemaakt door Nanni di Baccio Bigio. Interessant is de overeenkomst met de Pietà van Michelangelo in de Sint Pieter.
In de linkerbeuk een interessant grafmonument van Ferdinand van der Eyden (+ 1630) door Duquesnoy. In de eerste kapel links zoals ook in de Bennokapel, weer een werk van de hand van Saraceni (1618) dat het Leven van de heilige Lambertus verbeeldt, bisschop van Maastricht (+708). De kapel ernaast, gewijd aan Giovanni Nepomuceno, is gedecoreerd door Ludovico Seitz (eind 1800), terwijl de Barbarakapel, (de “nationale” kapel van de Brabanders), in opdracht van van Enckenvoirt voorzien werd van fresco’s door de Brabander Michiel Coxcie. De fresco’s stellen de Drievuldigheid, Barbara en van Enckenvoirt voor. De vierde “Margravio”kapel werd gefinancierd door Johann Albrecht Hohenzollern, uit Brandenburg, met manieristische decoraties door Francesco Salviati (1530), waaronder een prachtige Kruisafname van Christus, boven het altaar.
Men kan de kerk ook binnenkomen via de ingang van het College, Piazza S. Maria della Pace 20. Men komt dan uit op een fraaie renaissance binnenplaats vol antieke stukken marmer. De binnenhof komt uit op de sacristie, waar men op het plafond een Maria Tenhemelopnemimg kan zien, toegeschreven aan G.F. Romanelli (1636), alsook een zeldzaam voorbeeld van een houten beeldengroep van duitse school (15e eeuw).



[1]Schmidlin Joseph, Geschichte der deutschen Nationalkirche in Rom : S. Maria dell'Anima, Wien, Freiburg im Breisgau, 1906.
[2] Na de dood van Dietrich ontvangt de stichting zeven huizen in de stad.

No comments:

Post a Comment

About Us

Christiaan Santini, Rome, Italy / - Tour Designer, Tour Guide, Tour Manager / Official Tour Guide license issued by the Regional Administration of Rome (nr. 4545) / p.iva: 12307641006 / c.f.: sntcrs79e19h501o / Nationality: Italian-Dutch

Christheguide on

pay with

PayPal Logo

Fashion Partner

Tours Partners

social medias